Mijn zuster Ursula is goed in grammatica

Willem Wilmink: Mijn zuster Ursula

Mijn zuster Ursula
is goed in grammatica:
zij kan er meer van dan ik er van ken.
Kind, je weet niet wat een sufferd ik ben.

Soms denk ik dat ik het eindelijk snap:
Jan lijdend voorwerp in Jan krijgt een klap
en Marie werkt toch mee in Marie krijgt een kus
en Marie is het meewerkend voorwerp dus.
Allemaal fout, volgens mijn zus.

Mijn zuster Ursula
is goed in grammatica:
zij kan er meer van dan ik er van ken.
Kind, je weet niet wat een sufferd ik ben.

Soms denk ik dat het gemakkelijk is:
zijn is gezegde in Jan eet zijn vis,
was is het werkwoord in Ze is aan de was,
pas is een bijwoord in Pas op je pas,
Allemaal fout, mompelt de klas.

Mijn zuster Ursula
is goed in grammatica:
zij kan er meer van dan ik er van ken.

Soms denk ik dat ik een vondeling ben.
Maar ik word later veel beter dan zij,
want dan maak ik er bepalingen bij:
bepaling van rottig, bepaling van leuk,
bepaling van kriebel, bepaling van jeuk,
bepaling van deling, bepaling van breuk,
bepaling van botsing, bepaling van deuk.

Mijn zuster Ursula
is goed in grammatica:
zij kan er meer van dan ik er van ken.
Kind, je weet niet wat een sufferd ik ben.